Over beeldspraak in de teksten van Ede Staal

Toen Ede Staal 33 jaar geleden overleed, was hij nog geen 45 en nog niet beroemd. Zijn op het eerste gezicht eenvoudige muziek, concrete teksten en bijzondere stem geven zeer veel Groningers een herkenning. De hele provincie wordt bezongen, van Lauwers tot Eems, dorpen en boerderijen, borgen en torens, dijken, wierden en wadden, koolzaad en aardappelen, garnalen en haring … maar hij zingt vóór al over vroeger, afscheid, liefde en dood. Bijna alles in het Gronings en enkele óver het Gronings. Vertaald in het Fries en het Limburgs, maar ook alle andere Nederlanders begrijpen waarover ‘t gaat. Het ontroert iedereen, ook als je het niet helemaal verstaat. Waarschijnlijk nemen herkenning en ontroering toe naarmate de luisteraars wat ouder zijn en ligt daar ook een verklaring voor de enorm hoge score van ‘t Het nog nooit zo donker west’ in de landelijke “top-zoveel” van uitvaartmuziek. Maar er is meer. Staal heeft ook teksten geschreven die zonder zijn zang en muziek pure poëzie zijn. Daar ligt mijns inziens een diepere verklaring voor zijn succes: zijn beste teksten zeggen mede dankzij de beelden die hij oproept bijna het onzegbare.

In 2004 verschenen twee boeken over Ede Staal, de biografie Geef mie de nacht van Henk van Middelaar en Deur de dook zai ik de moan van Siemon Reker. Beide auteurs citeren Edes eigen typering van zijn Gronings: “tweede garnituur”. Vooral Van Middelaar legt hier nadruk op, hij noemt het ook “zijn tweede jasje”, “een tweede huid” of “geleendeschmink”ensteltdatEde“speelt” in en met het Gronings. In het Nederlands “rijmt” hij, “weet verhaaltjes te vertellen” en “raakt je niet met beelden”. In het Gronings doet hij het veel beter, hij lijkt veel meer te durven onder die “schmink”! Enkele, heel belangrijke en vaak terugkerende beelden in Edes teksten heeft Van Middelaar in de eraan voorafgaande bladzijden al even besproken zonder echter wat dieper op de aard ervan in te gaan. Het zijn niet de anekdotische, gezellige of grappige liedjes waarin de bij­ zondere beeldspraak voorkomt. Ook niet in de heel bekende zoals t Het nog nooit zo donker west of Vrouger maar wel in de meer poëtische. Deze teksten zouden dan ook best gedichten mogen heten. Uit Deur de dook zai ik de moan, 34 liedteksten van Ede, heb ik een toptien gekozen.

Gewone beeldspraak

In de 24 andere teksten gebruikt Ede ook beeldspraak maar dat is dan bijvoorbeeld de “gewone” vergelijking zoals in Grunnegers veur gevorderden: hai gaait as n bisschop tekeer of het zijn prachtige Groningse uitdrukkingen zoals din jeuken hom de koezen nait meer, waarvan je je amper rea­ liseert dat het beeldspraak is. Woar ie de woorden heuren, dij joen gedachten kleuren in Wat moakt het oet is ook onopvallende, maar heel mooie beeldspraak net als in En overal zwaarde gezichten in t Twijde perron. Je merkt het niet meer. In Genoat worden garnalen juweeltjes uit de zee, in Vrouger de directe beeldspraak bist n slaif. In Wie schenken ons nog ain in horen we het verhaal van opa uit Baflo, Popke Nathaals, die aan t wotter opereerd werd. Nathaals is op zichzelf ook weer beeldspraak evenals de mooie uitdrukking Dat hai der nait in spijde.

Dit zijn maar enkele voorbeelden; wel allemaal verschillende soorten, maar daar­ op ingaan gaat binnen dit kader te ver. De gekozen woorden roepen beelden op, stimuleren de verbeelding en daardoor schept elke luisteraar/lezer een eigen voor­ stelling. Dat doet de taal natuurlijk ook als we “gewoon” iets aan elkaar vertellen maar de één is “beeldender” en dus vaak ook boeien­ der dan de ander. Schrijvers kunnen het en dichters heten er meesters in te zijn.

Sip Hofstede: ‘Het Hogeland’.
(Ale illustroatsies kommen oet: Sip Hofstede: ‘Ede Staal, 30 jaar later’.)

De persoonsverbeelding

Als in de beeldspraak een voorwerp, een dier of iets abstracts als een mens wordt voorgesteld spreken we van persoons­ verbeelding of personificatie. Soms gebruikt Ede het om een grapje te maken zoals in t Zel weer veujoar worden: Toch is er ain dij t muit,/ omdat e nou vekaanzie het / en da’s mien winterjaas. Hij past deze vorm van beeldspraak bijna alleen toe in de meer subtiele teksten en hij is er zuinig mee. Deze “poëtische personificatie” komt, niet toevallig, wel bijna voor in alle teksten van “mijn toptien”.

1. t Hogelaand (1984)
Dichters schrijven dikwijls over het tekort­ schieten van onze woorden, onze taal. Eén van de bekendste gedichten van Slauerhoff over zijn vrouw, een danseres, begint met drie hoofdletters: KON ik eenmaal toch jouw dans weergeven / in een van het woord bevrijd gedicht, / Jij kunt met een wending, een gebaar / Woede, weemoed en geluk weergeven, /Waar ik honderd woorden over doe. Het bekende t Hogelaand van Ede telt wel wat meer dan honderd woorden die allemaal draaien om wat t Is. De lange opsomming van steeds “’t is dit en ‘t zijn dat” geeft nog niet weer wat het Hogeland voor “de ik” betekent, daar moet voor de verliefde ik het beeld nog bij van de nacht van t Hogelaand die n donker klaid over ons legt. Het bijzondere van deze beeldspraak

is dus dat Ede ons “de nacht” als een persoon voorstelt: de nacht legt een lekker warme deken over mijn meisje en mij! “De ik” heeft hier op ’t Hogeland voor het eerst verkering en zingt ook: ik (…) vuil de vonken van dien haand. Hoe kun je ook dát gevoel zonder beeldspraak weergeven?

In Gronings, Taal in stad en land, beschrijft Siemon Reker hoe Guus Middag, kenner van de vaderlandse poëzie, zich lovend uitlaat in NRC (5­3­1999) over dit lied van Ede dat gezongen werd in de film “De Poolse Bruid”. Middag noemt dit lied een lofzang op zijn geboortestreek en “een prachtig gedicht”.

2. Credo – Mien bestoan (1984)
In Credo – Mien bestoan praat “de ik” te­ gen de maan, stelt vragen aan de wind en de zee, maar krijgt geen antwoorden. De nacht echter, geeft hem in elk geval onderdak, daar kan hij schuilen en daarom

of daardóór kan hij ook zingen. Wat de nacht als vaak terugkerend motief, al dan niet gepersonifieerd, in zijn teksten kan betekenen beschrijft Van Middelaar mooi en laat daarin voldoende ruimte voor eventuele, andere interpretaties. Hij brengt ook de negatieve aspecten van “de nacht” naar voren en verwijst naar Edes Engelstalige lied: Help me, help me through the night. Credo vertelt over onze altijd terugkerende, algemeen menselijke vraag naar de zin van het bestaan en over het onafwendbare einde, soms zo jong zo gaauw. Maan en wind geven geen antwoord en de zee die zingt zijn eigen lied … in een vogelvlucht (over)denkt “de ik” zijn leven: machteloos.

3. De hoaven van Delfziel (1986)
Een titel alléén kan al beeldspraak zijn zoals t Het nog nooit zo donker west of Veujoar in de kop: het is immers niet echt donker en de lente kan niet letterlijk in je hoofd zitten. Zo is ook De hoaven van Delfziel voor mij niet per se de èchte haven van Delfzijl. Uit de laatste vier regels zou je kunnen afleiden dat het eigenlijk niet over een echt schip gaat. Je zou dit hele lied kunnen opvatten als één beeld: avonturen, zwerven, zoeken, de ware liefde vinden en “ankeren”. Dit maakt het lied interessanter, het zou een allegorie zijn. Daarbínnen staan ook personificaties: de eerste regel al: De Noordzee lag te sloapen. Niet een erg origineel beeld en de zon die langzaam onder gleed al evenmin. Niet veel beter wordt het met asof e in t wotter viel. Alsof hij in het water viel … nu wordt de zon toch als persoon voorgesteld maar “glijden” alsof het“vallen”is? Duidt dit op het langzaam glijden en dan plotseling verdwijnen, vallen? Dat laatste moment is inderdaad vaak heel plotseling snel. De meeuwen zingen dat ze ook weer naar Delfzijl gaan en de TM 47 vaart eveneens naar zijn huis, in Termunten; weer zo’n personificatie die nauwelijks als zodanig opvalt.

Sip Hofstede: ‘Haven Delfzijl’.

4. Nij-Stoatenziel (1986)
In Nij-Stoatenziel, dat in werkelijkheid niet veel meer is dan een klein gemaal en een sluisje, spreekt “de ik” de plaats aan, dat stille plekje onderaan de Dollard: “jij bent voor mij de maan en de zon, mijn einde en begin”. Onwillekeurig roepen deze woorden gedachten uit Credo op. Ook de Dollard zelf wordt als mens voorgesteld die zich spiegelt in het slijk achter de dijk. Nij-Stoatenziel, (…) in mien mooie polderlaand / ligstoe te dreumen aan die gruine diekenraand. Dan komen de ganzen en die schrieven dien noam tegen de strakke blaauwe lucht. Ja, opnieuw vogels en ook opnieuw een personificatie. Ik ben dan even weer bij mijn vader op schoot die Niels Holgerson voorleest of “ook”

Onder de appelboom bij Rutger Kopland. Zo heeft iedereen zijn eigen (soms dierbare) herinneringen die door deze beeldende woorden van de dichter kunnen worden opgeroepen.

Sip Hofstede: ‘Nij Stoatenziel’.

5. As vaaier woorden (1986)
Ede kiest met “vaaier woorden” niet voor “ik hou van jou”. Als “ik hou van jou” je niks meer zegt, als die vier woorden je niks meer zeggen … is dit ook bééldspraak, het beeld van die vier kleine woordjes? Wel zoiets natuurlijk, want met “vaaier woorden” wordt een bijzonder gevoel opgeroepen juist door het cliché “ik hou van jou” te vermijden. En het gáát immers alleen om het gevoel. Maar wanneer de meeuwen ­alweer vogels­ naar het land gaan omdat er storm op komst is en As (…) dunderkoppen mie nait bedraigen (personificatie), is er gelukkig tóch dat fijne gevoel nog van die mooie herinneringen en als “de ik” daaraan denkt, wordt de beeldspraak als vanzelf opgeroepen: din raaizen we soamen terug naar die gelukkige tijd.

6. Zalstoe altied bie mie blieven (1986)
In Zalstoe altied bie mie blieven is de zon muid en sloapen goan. Het is nacht en déze nacht is nog van ons tweetjes maar, zul jij altijd bij mij blijven … en ik bij jou? Een vermoeide zon en weer die nacht én de kwetsbare relatie tussen twee mensen, teder en breekbaar gezongen. Het is moeilijk dit lied als een gedicht te lezen als je de twijfelende stem en de melodie zo goed kent, maar het is er wel één, een gedicht.

7. De Nacht (1986)
In het lied dat De nacht heet, is “gisteren” gevlucht, trapt de eerste fiets door de stad, kwedelt de radio en kruipt het eerste licht door ’t gordijn … allemaal personificaties, min of meer. “De ik” is net wakker en blikt terug op zijn leven met haar; zij is er niet meer. Zo’n eerste couplet kondigt een melancholische tekst aan met al die beelden van die eenzame vroege ochtend. In het laatste couplet zijn er ook nog de geluden van de eerste traain / dij sliestern deur de stroaten. Met dat “sliestern” zijn we even terug bij de Dollard, in Nij-Stoatenziel, het is het geluid dat een slikslee maakt: As eb den komt en ’t woater sakt / en bin ie boetendiek,/ den heur ie n hail vrumd geluud / van sliestern over ’t sliek. (Zie: Wadapatja). Zo’n klanknabootsing is ook een vorm van beeldspraak. De mooiste personificatie in Edes werk is voor mij: De nacht dij is noeit eerlek; de nacht laat “de ik” dromen over toen de liefde nog niet voorbij was en dan wordt hij bedrogen wakker!

Het is bovendien een gedicht vol tegen­ stellingen: zij is er en ze is er niet, ik hoor dat ik niks hoor, je was er zo kort en je bent zo lang weg, de warmte van jouw adem, de kou van de oostenwind, zoeken en niet vinden, droom en realiteit, vroeger en nu, we waren zo jong en worden oud. In het laatste couplet de prachtige beeldspraak: n Klok dij luudt n knitter / in t matglas van mien denken. Misschien een kerkklok, daar “in stad”, die een barst “luidt” in mijn toch al zo verwarde geest? Wat roept dat allemaal op? Misschien heel concreet een theepot op zo’n verchroomd theelichtje met vier matte, melkwitte glaasjes? Kortom een tekst die rijk is en niet alléén aan beelden. Een strak rijmschema en een strak metrum dat echter prachtig doorbroken wordt met zo láánk, láánk zunder die., waardoor haar afwezigheid nog langer duurt.

Sip Hofstede: ‘Zelstoe aaltied bie mie blieven’.

8. Koekoek (1996)
De zon of de dag zijn wel vaker moe in Edes teksten, in Koekoek is het de dag: de dag was muid, vermoeid. “De ik” is 12 jaar en zit aan de slootkant, niet ver van huis, “allinneg moar nait allain” en hij heeft dat gevoel van “er is méér tussen hemel en aarde dan wat we waarnemen”. Juist op dat moment hoort hij een koekoek en vanuit een vlierbosje vlakbij hem, krijgt de koekoek antwoord. Een diepe ervaring, weer op “zijn” Hogeland.

In Vrouger lezen we de klacht: t Geluk van joen jeugd goa je loater pas zain / of aiglieks bin je altied te loat. In de laatste vier regels van Koekoek: zien we iets wat daar op lijkt: O haar ik vroger waiten,/ hou snel of ales ging./ Dus is t nou n noodsprong,/ dat ik dit hier zing. Deze tekst doet Van Middelaar denken aan het gedicht Thebe van Achterberg, die hij Edes “lievelingsdichter” noemt. Het voert te ver in dit verband hierop dieper in te gaan, maar duidelijk is dat voor “de ik” als enige noodsprong, bijna een vlucht, slechts het zingen overblijft, net als het dich­ ten voor Achterberg. Het zou interessant zijn te onderzoeken in hoeverre Ede door Achterberg is beïnvloed … één versregel uit het gedicht Standbeeld van Achterberg: De dikke nacht houdt ons bijeen / en maakt ons met elkaar compact., geeft al voldoende motivatie zijn verzameld werk eens door te bladeren op zoek naar meer “gepersonifieerde nachten”.

9. Mien lutje laiverd (1996)
De maan en zelfs alle sterren worden in Mien lutje laiverd gepersonifieerd: “de ik” vraagt aan zijn wichtje of hij de nacht bij haar mag doorbrengen en hij zegt: Ik neem de moan en ale steerns mit./ Dat wol e geern, / want tou k hom vroug / toun het e lacht. Is het vreemd hier aan de expressionistische dichter Marsman te denken door, wat men wel noemt, “het kosmisch levensgevoel” of “de kosmische zelfvergroting”. We zien het veel: in Credo de maan, in Delfziel de zon in Nij-Stoatenziel zon èn maan en hier zelfs alle sterren! Ede geeft zeker op een soortgelijke “kosmische” wijze uiting aan zijn “contacten met de hemellichamen”!

10. As t boeten störmt (1996)
Kun je As t boeten störmt ook zien als één beeld voor een gebeurtenis of een proces in het leven, vergelijkbaar met De hoaven van Delfziel? Is die storm wel een echte storm of kan het een beeld zijn voor onrust die buiten jezelf ontstaat, een verdrietig proces dat je niet kunt sturen, onzekerheid? Sámen konden ze er wel tegen, sámen hadden ze het goed maar wanneer het “stormt” en de ik alleen is, vlucht hij naar het wad en is hij allinnig achter diek … ook beeldspraak?

Het lied gaat over veel meer dan wat ik even aantip hierboven, het gaat over het verlies van mien wichtje dat met haar ogen vroeg of “de ik” bij haar komt liggen. Zónder taal, zónder woorden: Dat hest nog nooit mit woorden doan en er volgt een prachtig beeld: k Drief op de golfslag van gedachten. Dat wichtje is vast wel “dezelfde muze” als “mien lutje laiverd”. Ook in het gelijknamige lied gaat het om liefde, die immers geen woorden nodig heeft: k Wil mit die proaten zunder toal. Die versregel wordt hier ook gevolgd door prachtige beelden: k Wil mit die soamen noar de mörn raaizen / en zomor liften tot de eerste zunnestroal. Ja, vooral de eenzame náchten zijn zwaar: t Gaait overdag nog / moar die nachten!

Sip Hofstede: Credo – mien bestoan.

De vogels van Ede

Uiteraard dichten dichters veel over vogels, of beter gezegd: de vogel wordt door de eeuwen heen vaak als beeld gebruikt en niet alleen in de dichtkunst. We laten de Nederlandse letteren zelfs beginnen met die wel heel vroege vogels in “hebban olla vogala (…)”.Deschrijver,waarschijnlijkeenmonnik, gebruikt de beeldspraak van de “verliefde” nestelende vogels om zijn eigen hartenkreet te verwoorden: “hic anda thu”, “ik en jij” zijn daar nog niet aan toe.

In de 34 teksten in Deur de dook zai ik de moan, vind ik minstens tien soorten vogels. De “sprutters” in Mien toentje, “n liester” in Veujoar in de kop, “n raaiger” in t Zel weer veujoar worden, “de zwaalfkes” in Nijjoarsdag kwart noa twaalven, “de koekoek” in Koekoek en “de vogels op t Wad” in Aans as aans. Dit zijn (min of meer) “gewoon” vogels die waarschijnlijk niet méér bedoelen te betekenen dan wie ze zijn, zoals d’hoonder in Genoat. Maar voorzichtig, die koekoek gaf dat bijzondere gevoel en die vogels van het wad in Aans as aans kunnen ook veel meer betekenen want het wordt gevolgd door: Wat hewwe mooie joaren had. Vogels brengen herinneringen. In Credo zingt de dichter met de vogels mee en hij ziet ze tegen de avondlucht. In De hoaven van Delfziel zingen de vogels ook, geen zangvogels maar meeuwen! Bij Roland Holst zijn zij de boodschappers vanuit een Elysium … in het lied van Ede hoort “de ik” zijn blijdschap om het “ankeren” in de zang van de meeuwen. In As vaaier woorden zijn de meeuwen juist de brengers van naderend onheil, de donkere wolken zijn er ook al! De schrijvende ganzen in Nij-Stoatenziel blijven voor mij wel het sterkste beeld, daar in die schier onafzienbare ruimte op zo’n mooie onbewolkte novemberdag.

Wanneer we Ede horen en ook zien zingen, geeft dat al een enorme extra bijdrage aan de overdracht van zijn boodschap; hij is zichzelf in al zijn kwetsbaarheid. De teksten kun je niet meer lezen en interpreteren zonder de zanger/dichter en de ervaring van horen en zien, maar het bewust ervaren van zijn rijke beeldspraak geeft op z’n minst een nieuwe of extra dimensie.Voor mij is een deel van Edes werk mede daardoor poëzie geworden.

Het vergeten dialect van het hart, een gedicht van Jack Gilbert, begint met de woorden: Verbijsterend hoe taal bijna kan betekenen / en beangstigend dat ze het toch niet doet. Liefde, zeggen we, / God, (…) en de woorden / slaan de plank hopeloos mis. Dan volgt een opsomming van vóórbeelden (van het tekortschieten van onze woorden) boordevol béélden. De versregels doen sterk aan het bijbelboek Hooglied denken, bijvoorbeeld: Mijn vreugde staat gelijk aan / twaalf Ethi- opische geiten, stil in het ochtendlicht. Het gedicht eindigt met: Onze diepste gevoelens hebben / geen naam behalve barnsteen, boog- schutters, kaneel, paarden en vogels. Leens, januari 2020

In memoriam Sip Hofstede

Op 23 november 2019 kwam de kunstenoar Sip Hofstede onverwachts oet tied.
In 2012 sierde ain van zien stadsgezichten n joar laank t omslag van Toal en Taiken. t Joar doarveur muik Hans Spa n pracht artikel over hom veur ons tiedschrift, illustreerd mit dattien van zien meroakel mooie schilderijen. Sip Hofstede was n veulziedeg kunstenoar. Hai verdainde zien sporen as architect en binnenhoesarchitect. Bie Woonforum Vesta aan woonboulevard Paaizerweg in Stad waarkte hai as interieurontwaarper. Mor hai kreeg ook ­ benoam boeten onze grenzen ­ bekendhaid as orgelbaauwer en ­ speuler.

As kunstschilder muik e n schitternde riege Grunneger stadsgezichten, benoam van de daipenring, mor hai muik ook schilderijen van aander ploatsen as n Daam, Delfziel, en Eemshoaven.

Hofstede nuimde zien stijl realistisch en impressionistisch. Hai wol, zo as e zee in t interview mit Hans Spa, de sfeer weergeven, zain loaten dat stad Grunnen n traditionele en historische achtergrond het.
Hai was inspireerd deur de Grunneger Ploegschilders Jan Altink en Marten Klom­ pien en ook deur de Amsterdamse stads­ schilder G.H. Breitner en de Haagse School. Zien schilderijen binnen hail herkenboar: wel Stad n beetje kin, zugt vot woar of t is. Zien tentoonstellens trokken honderden be­ zuikers. Bie zien allereerste expositie het e vot aal zien exposeerde waark verkocht.

In 2016 brocht e in aigen beheer t bouk Ede Staal, 30 jaar later oet as hommage aan Ede Staal. In t bouk binnen 24 schilderijen opnomen inspireerd deur laidjes van Ede Staal en nog 16 aandere prachtege schilde­ rijen van Stad en t Grunneger landschop. n Aantal doarvan illustreren t veurgoande artikel van Franke Koksma.

Sip Hofstede is 71 joar worden. Hai is op 29 november 2019 herdocht tiedens n soamen­ komst in Martinikerk in Stad.

Literatuur

Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten, Amsterdam, 1985, p. 474.
Jack Gilbert, Gedichten, in: Tijdschrift Ter­ ras, 15, Afrika­nummer, p. 70 (Vertaling: Jur Koksma & Joep Stapel).

Martin Hillenga, Wadapatja, 101 Groninger tradities, gebruiken en (eigen)aardigheden, Zwolle, 2019, p.131.
Henk van Middelaar, Geef mie de nacht, Ede Staal Een biografie, Veendam, 2004.

Siemon Reker, Deur de dook zai ik de moan, Groninger liedteksten van Ede Staal, Assen, 2004.
Siemon Reker, Gronings, Taal in stad en land, Den Haag, 2002, p. 87.

J. Slauerhoff, Verzamelde gedichten, ’s­Gra­ venhage­Rotterdam, 1961, p. 879.

Bron: Taal en Taiken, editie Maart 2020, door Franke Koksma

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll to top